Fleriswandelroute

10 km

 

Themawandeling in en rond Leffinge rond de mythische figuur van Fleris, duivelse boerenknecht.

 

Eerst wordt een kaart getoond met de gehele route. Het driehoekje is het startpunt.

Daarna wordt de route in delen besproken en worden er gedetailleerde kaarten getoond.

 

 

 

 

 

 

 

 

0 m

1

Onze-Lieve-Vrouwekerk

De huidige kerk van Leffinge is in neogotische stijl gebouwd in 1877. 20 jaar vroeger had men de vorige kerk, die zeer bouwvallig was, afgebroken. Het ging om een bakstenen kerk met een achtkantige toren, die (herop)gebouwd werd na het Beleg van Oostende. Deze kerk was de gereduceerde versie van de laatmiddeleeuwse bakstenen hallenkerk die terugging op een grote romaanse kerk. Opmerkelijk is dat deze romaanse kerk al de afmetingen had van de huidige kerk, het was dus een zeer grote kerk voor die periode. Leffinge was dus niet alleen een wereldlijk maar ook religieus centrum in de wijde omgeving. De oorspronkelijke romaanse kerk werd waarschijnlijk gebouwd rond het midden van de 10de eeuw, ze werd bediend door een kleine groep van priesters, daarvan getuigen vandaag nog steeds de twee pastorieën in het dorp: de 'zuidpriestragie' en de 'westpriestragie'. De kerk werd al vermeld in 988 in een pauselijke bulle en rond 1060 in de verhalen van de mirakeltochten met de lichamen van de heilige Lewinna en Ursmarus. In het verhaal van de tocht met de heilige Lewinna wordt er verteld hoe de bewoners van Leffinge eerst eerder wantrouwig stonden tegenover deze "nieuwe" heilige (het ging immers om een soort van "introductietocht"). Enkele wonderen later waren de Leffingenaren, waaronder ene Boldredus die mirakuleus genezen werd, al heel wat meer overtuigd. In het tweede verhaal zorgde de heilige Ursmarus voor een hele nacht regen na een langdurige en wanhopige periode van droogte in de omgeving van Leffinge, waarna men de monniken en hun mirakelheilige niet meer wilde laten gaan. Ook in de kerk van Leffinge komen we de Tempeliers tegen... Het is zo dat de familie de Fauquemberghes, destijds machtige adel, het altaar en de tienden van de parochie Leffinge in leen hield van de graaf van Vlaanderen. Deze familie had nauwe banden met de Tempelridders, meer nog, een van hun voorouders was zelfs mede-oprichter van de tempelorde. In de vroege 12de eeuw schonk Willem II de Fauquemberghes dan ook het altaar van Leffinge, met de bijhorende rechten, aan de Tempelridders. Het spreekt voor zich dat dit belangrijke inkomsten met zich meebracht voor de ridders, maar ook dat zij een eeuw lang de kerken van Leffinge en van haar deelparochies onderhouden hebben. Volkse overlevering weet nog altijd te vertellen dat de Tempeliers een tiende van de oogsten opeisten... In de late twaalfde eeuw worden Slijpe (Arleboudskapelle), Stene, Mannekensvere en Wilskerke afgesplitst van de hoofdparochie Leffinge. Niet dat de kerk hierdoor aan belang verloor, misschien zelfs integendeel, in de 13de eeuw werd ze zelfs als belfort gebruikt : de oorkonden en keuren van de watering werden er namelijk bewaard.
Meer informatie

 

 

0 m

2

dorpskern Leffinge

De uitgang -inga duidt op een ontstaan in de 5de tot 7de eeuw en betekent 'nederzetting van'. Latfin zou de persoon zijn die de nederzetting stichtte. Leffinge was een bijzondere plaats in de regio, namelijk het centrum van een gebied dat niet in het bezit van de graven van Vlaanderen was. Men neemt aan dat de boerderijen in Leffinge vermoedelijk in de eerste plaats op zelfvoorziening gericht waren, maar waarschijnlijk produceerde men ook een bepaald surplus, vooral uit de schapenteelt, dat verkocht kon worden op lokale of regionale markten. Gelijkaardige nederzettingen in binnen- en buitenland tonen aan dat de belangrijkste terpdorpen steeds later erkende middelpunten van bestuur, rechtspraak en religie werden. Ze werden ook de centra van de plaatselijke handelsnetwerken. Bij Leffinge was dit niet anders: het was het centrum van het ambacht en later ook van de watering. In de romaanse kerk werden de oorkonden en de keuren van de watering bewaard (waardoor de kerktoren als belfort diende) én Leffinge was ook het centrum van een uitgestrekte en oude moederparochie. In de Late Middeleeuwen was Leffinge ook de zetel van verschillende broederschappen, van twee schuttersverenigingen (elk met hun eigen doelen en schietplaatsen) én vanaf de 15de eeuw had Leffinge zelfs een eigen Rederijkersvereniging. Deze vereniging luisterde aanvankelijk de kerkelijke erediensten op door toneelspelen. Later evolueerde dit tot ook dichten en toneel spelen buiten de religieuze sfeer om.
Meer informatie

 

 

1.34 km

3

Leffinge

Leffinge is een bijzondere plaats in het gebied omdat het het centrum was van het gebied dat niet in het bezit van de graven van Vlaanderen was. De uitgang -inga duidt op een ontstaan in de 5de tot 7de eeuw en betekent 'nederzetting van'. Latfin zou de persoon zijn die de nederzetting stichtte. Het gaat hier om een terpnederzetting : wanneer we het dorp binnenrijden langs de Papegaaistraat voelen we duidelijk een zekere helling. Deze wierde kan kunstmatig zijn, maar kan ook teruggaan op een oude geulrug. Feit is dat de percelen spievormig op deze helling georganiseerd waren : zo had elke grondbezitter een gelijkwaardig deel van de 'taart'. Bovenaan bevond zich de woonstede, meer naar onderen toe waren de velden. Men neemt aan dat deze boerderijen vermoedelijk in de eerste plaats op zelfvoorziening gericht waren, maar waarschijnlijk produceerde men ook een bepaald surplus, vooral uit de schapenteelt, dat verkocht kon worden op lokale of regionale markten.
Meer informatie

 

 

4.35 km

4

Brouwerijhof

Het Brouwerijhof, hoe kan het ook anders, was indertijd een brouwerij. Maar voor de bouw van de brouwerij was het een gewone hoeve : daarvan getuigen nog het boerenhuis met de schuren en stallen. De gebouwen dateren grotendeels uit de 18de eeuw en hebben het typerende uitzicht van oude hoevegebouwen: een zwartgepekte plint waarboven witgekalkte gevels. Deze combinatie oogde proper en hygiënisch en bovendien heeft kalk een ontsmettende werking. Het brouwerijgebouw is iets jonger : op een balk binnenin staat het jaartal 1867 gekerfd. Achter het brouwerijgebouw ligt een waterput, waaruit men waarschijnlijk het benodigde water haalde. Tot het begin van WO I werd hier Zannekinbier gebrouwen. Het Brouwerijhof wachtte echter hetzelfde lot als honderden andere brouwerijen: de Duitsers eisten de koperen ketels op om deze te hersmelten tot wapens. Hiermee werd een punt gezet achter de brouwerij.
Meer informatie

 

 

 

 

 

 

5.63 km

5

veldbatterij Hannover

Deze veldbatterij dateert uit de Tweede Wereldoorlog en maakte deel uit van de kustverdediging van de Duitsers, de zogenaamde Atlantikwall. De site is een beschermd monument. De verschillende gebouwen liggen temidden een weiland en zijn vrij sterk beschadigd. De veldbatterij bestaat onder meer uit twee geschutskazematten, betonnen loopgraven en open beddingen. Op de ronde sokkel binnen de open beddingen werd eveneens geschut geplaatst. Verder zijn er ook half ingegraven betonnen munitiebunkers en een bakstenen manschappenverblijf. De vierkante betonnen palen van ongeveer anderhalve meter hoogte zijn zogenaamde 'Rommelasperges', een uitvinding van veldmaarschalk Rommel, die bevelhebber was van de Atlantikwall. Tussen de palen werden draden gespannen om luchtlandingsacties te voorkomen. Ze zijn een redelijk late ingreep (van maart 1944) en werden uit angst voor de geallieerden opgetrokken. Hiertoe werd de bevolking verplicht tewerk gesteld. Ook op de stranden moest men dergelijke Rommelasperges ingraven, vaak werd er nog een mijn aan vastgemaakt om landingsboten te vernietigen. Langsheen de volledige Atlantikwall vindt men her en der nog Rommelasperges terug, hoewel er ook bijzonder veel verdwenen zijn.
Meer informatie

 

 

 

 

 

 

7.58 km

6

Basteroenshoeve

Deze charmante hoeve met lage gebouwen werd al weergegeven op de 18de-eeuwse Ferrariskaart. De gebouwen hebben dan ook een 18de-eeuwse kern en ze zijn maar weinig verbouwd in de loop van de tijd. Via het rondbogig laadluik in de zijgevel van de stal kon de boer ook de zolderverdieping volstouwen met de landbouwopbrengsten. Het spreekt voor zich dat muizen hier geen geliefde bezoekers waren, vandaar dat er bovenin de zijpuntgevels van de stal en van de schuur rechthoekige gaten uitgespaard zijn. Het zijn uilengaten, die uilen moesten toelaten de gebouwen in en uit te vliegen en de boer op die manier bij te staan in de strijd tegen muizen... Ook katten waren dan ook meestal op hoeven en molens te vinden.
Meer informatie

 

 

7.91 km

7

Fleriskot

Deze hoeve wordt het Fleriskot genoemd. Waarschijnlijk is het het oudste centrum van de Tempeliers in deze regio. Verschillende legendes verwijzen ook naar een boerenknecht, Flerus, die de hofstede onveilig maakte. Sinds de 12de eeuw hadden de Tempeliers wel verschillende hoeven in hun bezit, waar ze de tienden die ze in de buurt inden, konden opslaan. Maar de eerste echte Commanderij, waar ze zelf aan landbouw deden en hun religie beoefenden, was deze hoeve. Meer dan waarschijnlijk verkregen ze dit hof van toenmalig graaf van Vlaanderen Diederik van den Elzas, die een aanhanger was van de kruisvaardersgedachte. In archieven uit de 14de eeuw wordt ze het hof Diclants Chapelle genoemd, er was toen ook sprake van een 'oratoire', de benaming voor de kapel van een Commanderij. Meer dan waarschijnlijk was Diclants Chapelle een voorloper van de grote Commanderij te Slijpe. Later werd de hoeve Ten Diken genoemd, beide benamingen verwijzen naar de dijk waaraan deze hoeve gebouwd werd, namelijk de Hoge Dijkweg. Om extra hoog te staan, werd de hoeve ook op een walheuvel gebouwd. Die is vandaag nog steeds te zien. Verhalen over hoe de Tempeliers onderaardse gangen vanuit deze hoeve tot in Slijpe en Nieuwpoort aanlegden, doen nog steeds de ronde. Met brandende karren zouden ze hier 's nachts doorgeraasd hebben... Vanaf de 16de eeuw krijgt de hoeve een nieuwe benaming, die tot vandaag doorleeft. Verschillende legendes verwijzen immers naar een boerenknecht, Flerus, die de hofstede onveilig maakte. Was het omdat zijn liefde voor de boerin werd afgewezen of was hij gezonden door de duivel?
Wanneer men naar de kermis wou, werkte Flerus voor drie, maar wou men naar de kerk, dan saboteerde hij het boeltje. Flerus knoopte de koeien met hun staart aan het plafond vast, zette de wagen van de boer op het dak van de schuur, pestte de knechten en meiden...
Op een dag waren de boer en boerin Flerus zijn truken beu en haalden er de pastoor bij. Die raadde hen aan Flerus pap met look te eten te geven. Van zodra Flerus ervan had geproefd, riep hij uit : "Pap met look! Flerus vertrekt en het geluk ook!" Door deze betovering werd Flerus verbannen naar de Rode Zee, vanwaar hij elk jaar 'e tummelutte van e luus en e sproenk van e vlooje' dichterbij komt. Sindsdien is het Fleriskot echter behekst... Geen boer zou er nog langer dan 9 jaar gebleven zijn, de schuur is verschillende keren afgebrand, de oogsten mislukten keer op keer... Het is niet toevallig dat deze legende zich afspeelt in de 16de eeuw, de tijd van religieuze spanningen en de vervolging van ketters. Misschien was Flerus gewoon een protestant? Omdat Flerus in de buurt een bekendheid is geworden, kreeg hij een standbeeldje. Het staat aan de kerk van Wilskerke. De gebouwen die we vandaag zien, zijn grotendeels 18de-eeuws. Als bij wonder overleefden ze de Eerste Wereldoorlog, want de oude bergschuur werd toen wel vernield.
De schuur die er vandaag staat, werd pas na de Tweede Wereldoorlog gebouwd.
Meer informatie

 

 

7.91 km

8

Groot Kalkaertsleen

Vandaag is het Groot Kalkaertsleen, zoals ze al minstens in de 18de eeuw genoemd werd, een gaaf bewaarde 18de-eeuwse site. Ze ligt op een lichte verhevenheid en tot vandaag is de eeuwenoude rechthoekige omwalling gerespecteerd gebleven. De oudste gebouwen zijn witgekalkt, de twee bijgebouwen uit het interbellum niet. Pronkstukje van deze hoeve is de rosmolen, een witgekalkt, achtzijdig bakstenen gebouwtje afgedekt met een tentdak. Het kasseien looppad waarop de twee paarden in het gebouwtje rondliepen, is bewaard gebleven. De paarden stelden het maalmechanisme in het interieur in werking omdat ze verbonden waren aan de maalstenen door middel van een staartbalk, die helaas verdwenen is, evenals het steenkoppel. Het oorspronkelijke strodak werd in 1976 vervangen door mechanische pannen. Geschiedenis: deze hoeve ligt op het slibeiland Ter Waese, midden in de vroegere Testerepgeul. Dit deel van de geul is op natuurlijke wijze dichtgeslibd met geulzanden en evolueerde verder tot een schorrenplaat, op een moment dat de geul nog actief was en nog onder geringe invloed van de getijden stond. Deze periode moet relatief dicht tegen de inpoldering van de Testerepgeul in de loop van de 12de eeuw gelegen hebben. Ter Waese is op zich dus een aanwijzing van de langzame, maar geleidelijke dichtslibbing van de geulbedding in de loop van de Hoge Middeleeuwen. De hoeve nam oorspronkelijk de naam van de grond waarop ze gebouwd werd, aan: Ter Waese. De hoeve valt op door haar grote, rechthoekige erf, omgeven door een walgracht. Het is een van de weinige Nieuwlandgronden die in de 12de en 13de eeuw in het bezit van wereldlijke machten bleef en niet overging in religieuze handen. De feodale elite die dit hof bezat, koos hier niet voor de imitatie van een opper- en neerhof, wat toch uitzonderlijk is voor de periode en plaats.
Meer informatie

 

 

 

 

 

 

9.4 km

9

Puidenbroeken

De naam Puidenbroeken verwijst naar de 'puiden' (kikkers) die hier in de 'broeken' (moerassen) leefden. Het is dus duidelijk een natuurtoponiem dat verwijst naar de natte omgeving. Tijdens de middeleeuwen was deze grond in gemeenschappelijk gebruik als grasland en weide. In de eerste jaarhelft liet men hier hooi op groeien, na de oogst daarvan werden alle dieren van de gemeenschappelijke eigenaars hier samengedreven voor de winter en was de grond dus als gemene graasweide in gebruik. Men ontgon hier ook veen en na de eerste wereldoorlog werd er zelfs klei ontgonnen voor de baksteenproductie. De Puidenbroeken hadden dus een niet te onderschatten waarde voor de bewoners van het gebied, die hier dan ook geregeld kwamen. Het verhaal gaat dat, wanneer men 's avonds laat na het werk naar huis wou, hier soms een spookhond rondliep. Die rammelde dan met kettingen zodat de mensen op de vlucht sloegen en soms zelfs de weg naar huis verloren. Dan doolden ze de ganse nacht rond en vonden de weg pas 's ochtends terug... Een geleide wandeling reserveren bij Natuurpunt, die het gebied vandaag beheert, is dus geen overbodige luxe...
Meer informatie

 

 

10.4 km

10

Duits mausoleum

Langs de Dorpsstraat van Leffinge bevindt zich een oorlogsbegraafplaats, die de Duitse bezetter in 1915 aanlegde. In de jaren 1950 werden de graven echter ontruimd en naar de begraafplaats te Vladslo overgebracht. Daar legde men toen een soort verzamelbegraafplaats aan, er werden Duitse graven uit niet minder dan 61 Belgische dorpen heengebracht. Na de verwijdering van de Duitse graven, werden de graven van rond de kerk van Leffinge hierheen gebracht. De Duitsers ontwierpen hier dus in feite een militaire begraafplaats, die achteraf een gewone begraafplaats werd. De gebouwen die ze ontwierpen, werden behouden. Zo is er een modernistisch toegangsgebouw: centraal reed men met de lijkstoet binnen, links is de voetgangerstoegang en rechts die voor ruiters. Op het uiteinde van de begraafplaats vindt men een voormalig mausoleum. Het werd in 1915 ontworpen door Hauptmann Lowenstein. Een mausoleum is een leeg grafmonument, dit hier werd opgericht ter ere van alle Duitse gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog. Vroeger stond op de friezen boven het Christushoofd de tekst "Niemand hat grossere Liebe denn die dass er sein Leben lasset für sein Brüder". Deze tekst werd echter verwijderd. Ook werden er een aantal muuropeningen in de achterwand dichtgemetseld, wat de openheid van het oorspronkelijke ontwerp tenietdoet. Helaas verdwenen hierbij meteen ook de glasramen waarop gesneuvelde soldaten waren voorgesteld. Teneinde nog meer aantasting van de oorspronkelijke uitstraling van dit mausoleum te vermijden, besloot men het gebouw als monument te beschermen opdat het voor de toekomst bewaard kan blijven als getuige van de Eerste Wereldoorlog.
Meer informatie

 

 

10.6 km

11

Groenhagemolen of molen Rommel

De molen is er een van het type 'stenen grondzeiler', dit wil zeggen dat de molenromp in baksteen gebouwd werd, op een lichte ophoging. De molenkap kon op deze molenromp draaien om de molen in de wind te zetten. Helaas is enkel de molenromp bewaard, de mansardekap en het gevlucht verdwenen al in 1940. In 1929 werd namelijk het gebouw met zadeldak naast de molen toegevoegd, dit was een mechanische maalderij, aangedreven door een dieselmotor. Tot 1986 werd hier nog graan gemalen. De Deutz-dieselmotor is bewaard en dateert van voor de Tweede Wereldoorlog. Op het erf is er ook een bakhuis mét oven bewaard.
Meer informatie

 

 

 

home